Zwijnaarde

 

Midweek Bourgogne

19 tot en met 23 september 2011

 

Dag 1

 

VEZELAY

 

In de romaanse beeldhouwkunst werd Gods woord in steen

gehouwen om de gelovigen te boeien, maar ook om hen te

herinneren aan de hemel en de hel.

 

 

VézélaubasiliekstmariemadeleineVézélaybasiliekbinnenkant

 

Vézelay, een naam, die eerst in onze verbeelding iets oproept dat daarna hart en ogen met bewondering bevangt. Vézelay is vandaag een klein stadje, dat slechts schijnt te leven om in ons hart de herinnering aan een rijk verleden wakker te houden. Als vanzelf stuwt het ons, in een mengsel van ruwheid en tederheid naar boven, naar de Magdalenakerk, als een schip waarvan de machtige romp op een heuveltop verankerd ligt, vredig wachtend op een komend hiernamaals.

Om de geest van de 12de eeuw en de romaanse symboliek te kunnen verstaan, zou men zich steeds weer op Augustinus moeten beroepen. Volgens hem verwijst de zichtbare schoonheid naar de onzichtbare werkelijkheid, waarvan zij als het ware een geheimzinnige afstraling en openbaring is: “Het stenen gebouw, waarin de Kerk haar kinderen verzamelt om aan God eer te bewijzen, is de aardse voorafbeelding van de eeuwige Tempel van het hemelse Jeruzalem.” Deze stelling geeft de sleutel tot het geheim van de Magdalenakerk.

De Magdalenakerk betekent ook een hoogtepunt op het vlak van de romaanse architectuur en van de beeldhouwkunst, die schittert op het timpaan en op de kapitelen.

 

 

Vézélaubasiliektimpaan

 

 

Wie hier gaat, gaat niet alleen.

 

Wie de heuvel van Vézelay beklimt

treedt in de voetsporen van een eindeloze stoet,

waarvan het begin zich verliest

in de schemering van onheuglijke tijden.

Wie hier gaat, gaat niet alleen.

Hij gaat met de Kelten,

die op de heuvel een nederzetting hebben.

Hij gaat met de monniken van Saint-Pčre,

die, in het jaar Onzes Heren 887,

vluchtend voor de Noormannen,

een schuilplaats zoeken in de Keltische ruďnes.

En die er blijven.

Met hen sleurt hij stenen naar boven en hout

voor de kerk en het klooster dat ze er bouwen,

na iedere verwoestende brand opnieuw.

Hij gaat met de gelovigen, die

in de nacht van 21 juli in het jaar Onzes Heren 1120,

in de kerk het feest van de patroonheilige vieren,

en met meer dan duizend van hen zal hij

sterven in de vlammen.

Hij gaat met de pelgrims die hier gezelschap zoeken

voor de lange voettocht naar Santiago

ergens aan het einde van de wereld, bij kaap ‘Finistčre’.

Hij gaat met voetvolk en ridders

in het jaar Onzes Heren 1146,

om te luisteren naar Bernardus van Clairvaux,

die het heilige vuur van de kruistocht

in hen zal aanwakkeren.

Of in het jaar Onzes Heren 1190,

als de waanzin opnieuw toeslaat,

en hij van hieruit

de Engelse en de Franse koningen,

Richard Leeuwenhart en Philippe-Auguste,

zal volgen naar het Heilige Land.

Hij gaat met de vreedzame Katharen, de ‘bonshommes

die in het jaar Onzes Heren 1167,

in Vézelay getuigen.

‘Wanneer u de twee één maakt,

en wanneer u het innerlijk maakt als het uiterlijk,

en het uiterlijk als het innerlijk,

en het boven als beneden,

en wanneer u het mannelijke en het vrouwelijke één maakt,

zodat het mannelijke niet mannelijk is

en het vrouwelijke niet vrouwelijk,

dan zult u binnengaan in het Koninkrijk.’

Zo wordt hij, ongewild,

meegenomen in de stroom die één is,

in het martelen en het lijden,

het vieren en het treuren,

het bidden en het vloeken,

de oorlog en de vrede,

de goddelijke scheppingsdrang

en de duivelse vernietigingsdrift

van zijn eigen menselijke soort.

 

 

Voor je de kerk binnengaat, pelgrim,

adem de geest van wie je voorgingen.

Wandel alleen en in stilte om het heiligdom heen,

laat je blik gaan over de aarde,

Bourgogne dat aan je voeten golft,

zoals zo velen voor jou

in hoop of wanhoop eerder deden.

Verzamel al je moed,

neem desnoods eerst een glas wijn

in het cafeetje tegenover de basiliek,

en geef je dan gewonnen aan de magneet van het Licht

die je door de grote poort

naar binnen zal zuigen, van hun geloof in

een zuiver en vrij christendom,

en luistert onderweg ontroerd naar de zachtmoedige taal

van hun in het zwart geklede voorgangers.

 

Hij is verontwaardigd met de bewoners van de streek

als in de 13de  eeuw de paus verklaart

dat niet Vézelay maar Saint-Maximin in de Provence

de echte botjes van Magdalena bezit.

En daarna ziet hij het stiller en stiller worden

rond de eeuwige heuvel.

Hij gaat met de monniken en kanunniken

die in Vézelay blijven, bidden en werken.

Hij gaat met de woedende Hugenoten,

die kerk en klooster verwoesten en

in het jaar Onzes Heren 1569

‘jeu de boules’ spelen met de hoofden van hun slachtoffers.

Hij ziet in het jaar Onzes Heren 1819 de bliksem inslaan

in wat nog restte van het heiligdom,

en dwaalt verdwaasd door de spookachtige ruďnes

op dit hoge terras boven Bourgogne.

Maar hij gaat ook, in het midden van de 19de  eeuw,

met de grote architect Viollet-le-Duc,

en weer sleurt hij stenen en hout naar boven

om het gebouw in zijn oude glorie te herstellen.

En dan is hij getuige van het wonder

dat de Geest terugkeert op de heuvel.

 

Opnieuw zet hij in de 20ste eeuw, met vele duizenden,

zijn voet op de weg naar de basiliek.

En misschien gaat hij met zijn geliefde

en vindt onderweg een heilige steen,

die hem onderwijst in het mysterie dat alles één is,

en hoort onderweg de woorden van Jezus.

Voor je de kerk binnengaat, pelgrim,

adem de geest van wie je voorgingen.

Wandel alleen en in stilte om het heiligdom heen,

laat je blik gaan over de aarde,

Bourgogne dat aan je voeten golft,

zoals zo velen voor jou

in hoop of wanhoop eerder deden.

                                                                        Tekst: Catharina Visser

 


 

Dag 2

 

BEAUNE

 

 

De faam die het ommuurde Beaune geniet, dankt het behalve aan zijn wijnen, ook aan zijn luisterrijke Hôtel-Dieu. Voor de rest is Beaune een van de vele schilderachtige steden van Bourgondië. Het Hôtel-Dieu getuigt van de luister van weleer, want het is inderdaad een parel van Bourgondisch-Vlaamse bouwkunst, zoals er in deze gave vorm nog maar weinig in Bourgondië zijn.

 

Het Hôtel-Dieu

 

BeauneBeauneleshospices

 

Nicolas Rolin, kanselier van het hertogdom Bourgondië, en zijn vrouw Guigone de Salins zijn de stichters van het prachtige Hôtel-Dieu. De buitenkant van het gebouw is met zijn lange, vrij eentonige kalkstenen voorgevel, iets minder mooi dan de gebouwen op de binnenplaats. De Cour d’Honneur is omringd door vakwerkgaanderijen, rustend op slanke zuiltjes. Het steile dak met puntige dakkapellen, dat met geglazuurde dakpannen in een bont geometrisch mozaďekpatroon is bedekt, vertoont een haast byzantijnse pracht. Een oude put met sierlijk smeedijzerwerk vervolledigt het schilderachtig geheel. De bezoeker zal het gebouw niet als typisch Frans ervaren. De bouwmeester was een Vlaming, Jacques Wiscrere. Zijn schepping is een perfect voorbeeld van Bourgondisch-Vlaamse bouwkunst.

 

Hoogtepunt van de rondgang in het Hôtel-Dieu is ongetwijfeld  het veelluik van Rogier Van der Weyden, het Laatste Oordeel voorstellend. Het werd besteld door Nicolas Rolin voor de kapel van de ziekenzaal. Het altaarstuk wordt beschouwd als een van de belangrijkste werken van de reeds in zijn tijd zeer beroemde Vlaamse schilder.


De collegiale kerk Notre-Dame

 

Beaunelathedraalnotredame

 

Deze kerk dateert uit de 12de  eeuw en is een naar het voorbeeld van Cluny gebouwde kerk, waar in de loop van de eeuwen veel aan werd veranderd en toegevoegd. Toch is het voor ‘kenners’ een typisch Bourgondisch-romaans kerkgebouw. Men kan in de kerk schitterende wandtapijten bewonderen, die het koor sieren. Ze werden in 1474 besteld en beelden het leven uit van Maria. Deze  van wol en zijde gemaakte kunstwerken werden door kardinaal Rolin, zoon van de kanselier, in 1474 in Doornik besteld en in 1500 door kanunnik Hugo le Coq aan de kerk geschonken.

 

 

CITEAUX

 

CîteauxabdijCîteauxabdijbinneinCîteauxabdijmuur

 

 

Cîteaux werd in 1098 door Robert de Molesme gesticht in de nabijheid van Dijon. Het lag in zijn bedoeling de regel van Benedictus van Nursia, de beloften van armoede en versterving beter te gaan onderhouden: ‘Ora et labora’ – ‘Bid en werk’. De komst van Bernard de Fontaine en een aantal gezellen in 1112 gaf Cîteaux een geweldige stimulans. Bernardus, die belast werd met de stichting van Clairvaux, werd de belichaming van de cisterciënzerbeweging. Afzondering, getijdengebed, handenarbeid en ascese zijn de basisingrediënten van het dagelijkse leven van de monniken. Bernardus van Clairvaux was een van de sterkste persoonlijkheden van zijn tijd. Hij keerde zich heftig tegen de versiering en luxe die de benedictijnse kloosters, o.a. in de abdij van Cluny tentoonspreidden. De cisterciënzerabdijen en kerken zijn dan ook heel sober qua vormgeving en architectuur. Toen Bernardus overleed in 1153, telde Cîteaux 393 kloosters, verspreid over Europa.

 

 

Dag 3

 

AUTUN

 

AutunstadspoortAutunamfitheater

 

Autun ligt in een heuvelachtig gebied met bossen, net buiten het natuurpark van de Morvan aan de rivier Arroux.

Autun werd door de Romeinen gesticht op het einde van de 1ste eeuw voor Chr. en dankt zijn naam Augustodunum aan princeps Augustus. Vlakbij had Caesar de vesting van de Haedui verslagen op de nabij gelegen Mont Beuvray. Weldra groeide deze grote Romeinse vestigingsplaats met machtige verdedigingstorens, een theater, tempels en aquaducten. Net buiten de stad ligt de tempel van Janus. Van sommige gebouwen zijn nog overblijfselen te zien. Autun werd gesticht aan de weg tussen Marseille en de Kanaalkust, tussen Lyon en Boulogne, die zowel voor de handel als in strategisch opzicht belangrijk was.

 

In de middeleeuwen kende Autun opnieuw een bloeiperiode. Het werd een religieus centrum en kreeg een kathedraal: de Saint-Lazare, waarvan de bouw begon in de 12de eeuw. Het timpaan van het hoofdportaal wordt beschouwd als een van de meesterwerken van romaanse beeldhouwkunst. Het stelt het Laatste Oordeel voor. De beeldhouwer Gislebertus heeft erin zijn naam aangebracht onder de voeten van Christus.

Wie in Autun naar de sporen van het romaanse verleden zoekt, wordt rijkelijk beloond: de hele stad lijkt op een museum en geldt niet voor niets als een van de belangrijkste centra van romaanse kunst in Bourgondië. Omstreeks het jaar 1000, op het hoogtepunt van de romaanse kunst, was Autun niet alleen onderhevig aan de beďnvloeding van Cluny, dat in het christendom een overheersende rol speelde, maar ook gingen in omgekeerde richting van hier impulsen uit, waarvan de nawerking in de Bourgondische kunst te bespeuren is. Zo namen de cluniacenzer bouwmeesters de beroemde stadspoort, de Porte d’Arroux, tot voorbeeld voor hun eigen scheppingen. Een epitaaf, grafsteen, uit de 2de eeuw na Chr., het oudste christelijke document van Gallië, bewijst onder meer de ideologische betekenis van Autun in vroegchristelijke tijden.

 

Musée Rolin

 

Autunrollineva1Autunrollineva2

 

Dit museum bevat Gallo-Romeinse vondsten, belangrijk middeleeuws beeldhouwwerk uit de 12de eeuw, o.m. van beeldhouwer Gislebertus; enkele beelden van de graftombe van Saint-Lazare van de hand van een monnik Martin. Beroemd is ook een 15de-eeuws Bourgondisch beeld, de Vierge d'Autun. De beeldhouwer Gislebertus vervaardigde de lange, slangachtige Eva, een liggend naakt, een meesterwerk uit de beeldhouwkunst. Prachtig is ook het schilderij ‘De geboorte van Christus’  van de hand van de Meester van Moulins. Dit schilderij ademt reeds de geest van de renaissance.

 

 Kathedraal Saint-Lazare

 

Autunkathedraalsintlarazrus2Autunkathedraalsintlazarus3

 

 

De Saint-Lazare is een driebeukige, met een tongewelf bedekte kerk. De klokkentoren en de zijkapellen zijn gotisch. De kerk bevat zowel uit- als inwendig belangrijk beeldhouwwerk. Belangrijk zijn ook de kapitelen, zowel in de kathedraal als in de kapittelzaal.

 

Bedevaartskerk

 

De kathedraal Saint-Lazare was vanaf het begin  een bedevaartskerk en wel een met een bijzondere betekenis. De pelgrims die hier bijeenkwamen, waren niet de van het geloof vervulde reizigers op weg naar Santiago, maar de door de maatschappij verstoten melaatsen, die op de wonderlijke genezing door hun schutspatroon, de Heilige Lazarus, hoopten. In de leprozerieën van de voorsteden samengedreven, door ruiters met speren op afstand en tegelijkertijd bijeengehouden, werd de schare ellendigen naar de voor haar bestemde voorhal gedreven, waarboven het timpaan van Gislebertus zich verheft. En wat zij daar zagen, was geen genadevoltrekking, geen belofte van troost en evenmin een verkondiging van de Blijde Boodschap, waarop ze volgens de kerkelijke wetten toch al geen recht hadden. Het was de aanschouwing van de verschrikkingen en de vervloeking van de jongste dag, een weerspiegeling van hun eigen leven, hopeloos zowel op aarde als in de eeuwigheid.

 

De traditie zegt dat in de 11de eeuw het gebeente van de Heilige Lazarus, die met de Heilige Maria de Middellandse Zee overgestoken was en in Marseille gestorven, door de legendarische Girard de Roussillon naar Autun was gebracht. Van hun oorspronkelijke verblijfplaats, de Saint-Nazairekerk, is tegenwoordig niets meer terug te vinden. Dit kan de voorloopster van de Saint-Lazare geweest zijn, die speciaal ter ere van de relikwieën tussen 1120 en 1140 was verrezen. Met haar grondplan en uiterlijke afmetingen, die nog nadrukkelijk op de klassieke oudheid teruggaan, vormt de binnenruimte een schitterend voorbeeld van romaanse sacrale  bouwkunst, met een eigenaardige kracht en een bijna gotisch te noemen verticale beweging. Het is in wezen het werk van meester Gislebertus, die vooral door de schepping van het timpaan onsterfelijk werd. De kapitelen uit het transept en het koor, die nu te zien zijn in de kapittelzaal, zijn van een uitzonderlijke schoonheid.

 

 

Autunkathedraalsintlazarus1

 

 

Uniek timpaan

 

Autunkathedraaltimpaan

 

 

 

Dat dit behouden bleef, is te danken aan de wansmaak van de 18de eeuw. Uit onbehagen over de al te duidelijke beeldentaal met haar drastische voorstelling van de verschrikkingen, werd het resoluut in het gips gezet en volgens de toen heersende smaak bewerkt. Zodoende bleef het per ongeluk bewaard voor de vernietigende kracht van de Franse Revolutie. Zelfs de afgehouwen Christuskop werd op wonderbaarlijke wijze teruggevonden en kon na de opgraving op zijn oude plaats worden teruggezet. Dit timpaan, dat in zijn gehele opzet overeenkomsten vertoont met dat in Vézelay, bezit niets dat aan verlossing doet denken. Het is niet lieflijk, maar veeleer een aangrijpend en indringend document van afgrijzen.

 

 

FONTENAY

 

Fontenayabdij1

 

De abdij van Fontenay is een voormalige cisterciënzerabdij in de gemeente Montbard. De abdij is een typisch voorbeeld van de 12e-eeuwse bouwstijl van de cisterciënzers, gelegen in de volledige afzondering van een afgelegen en groene vallei. De naam ‘Fontenay’ gaat terug op de  oude naam ‘Fontanetum’. In 1981 werd de abdij toegevoegd aan de lijst van werelderfgoed van de Unesco.

 

De abdij van Fontenay werd gesticht door de heilige mysticus en monnik Bernard van Clairvaux in 1118. De abdij is gebouwd vanwege de woningnood in de kluizenarij die de monniken aanvankelijk betrokken. Tot in de 16de eeuw kende de abdij een grote bloei. Ze overleefde de Franse Revolutie vrij goed en kwam in 1820 in handen van de gebroeders Montgolfier. De abdij werd in het begin van de 20ste  eeuw in haar oude glorie hersteld door bankier Edouard Aynard.

Wat het meest opvalt bij het binnenkomen van het poortgebouw, is de abdijkerk in romaanse stijl uit de tijd van de stichter zelf.  Ze werd  gebouwd dankzij de giften van Ebrard van Arundel, bisschop van Norwich, die hier schuilde voor zijn belagers, en ze werd ingewijd in 1147 door paus Eugenius III. De indrukwekkende soberheid, die Bernardus sterk benadrukte in zijn aanscherping van de kloosterregel van Benedictus van Nursia, typeert de kerk. Zeker wanneer de zon op de witte muren weerkaatst, lijkt de kerk ondanks de bescheiden afmetingen (66 meter lang en 30 meter breed) enorm groot en imposant. Het grondplan van de kerk volgt het vaste patroon van de cisterciënzerbouwkunst. Rond de kloosteromgang liggen de andere abdijgebouwen: de slaapzaal, de refter, de kapittelzaal en het scriptorium.

 

 

 

Dag 4

 

BERZE-LA-VILLE

 

BerzélavilleapostelBerzélavillehblasius

 

BerzelavillefrescosclunyBerzélavillechristus


 

Berzélavillechristusdetail

 

Berzé-la-Ville is een vroeger buitenverblijf van de monniken van Cluny. Abt Hugues  de Semur kwam in deze mooi gelegen kluis graag uitrusten en bidden. Het was zijn opvolger die in de eerste helft van de 12de  eeuw het kerkje liet decoreren door Italiaanse kunstenaars. De muurschilderingen zijn eeuwen verborgen geweest tot ze eind van de 19de eeuw opnieuw werden ontdekt. Dat verklaart ook dat ze veel van hun frisheid hebben bewaard. De byzantijnse invloed in de voorstelling is opvallend.

 

 

 

CLUNY

 

ClunyabdijClunykloosterkerktorens

 

De abdij werd meer dan 1000 jaar geleden gesticht

 

In 910 sticht Willem de Vrome, hertog van Aquitanië, een abdij die onder bescherming staat van Petrus en Paulus en die direct afhankelijk is van de paus. De abdij ontwikkelt zich sterk tot in de 12de eeuw, dankzij abten als Odilon en Hugues de Semur. Als moederklooster van meer dan 1000 kloosters wordt Cluny de zetel van de grootste kloosterorde van het Westen: de cluniacenzerorde.

 

De abdij en de stad

 

Bij de stichting van de abdij in 910 bestaat de stad nog niet. Al snel wordt Cluny echter het centrum van een groot netwerk van kloosters over heel Europa en een etappe op de bedevaartsroute naar Santiago de Compostella. De ontwikkeling van de abdij genereert economische activiteiten en bevordert de vestiging van een lekenbevolking. Eerst worden huizen gebouwd tegen de zuidelijke ommuring van de abdij, het enige gebied dat niet onder water loopt. Vervolgens breidt de stad zich naar het noorden en het westen uit. De bouwers van de abdij werken ook aan de huizen in de stad, waardoor deze een grote architecturale waarde krijgen.

 

Clunykerkromaansdeel

 

Ommuring

 

De abdij was rijk en onafhankelijk en had daarom een verdedigingssysteem tegen eventuele aanvallen. De ommuring werd versterkt door vele torens. De Ronde toren was 30 meter hoog en domineerde de noordoostzijde van de muur. De Molentoren bezat een uitspringende houten torenomloop en het mechanisme van een watermolen. De Kaastoren is het oudste bewaard gebleven gebouw van de abdij: de onderzijde ervan dateert uit het begin van de 11de eeuw.

 

Schaduw en licht

 

Tijdens de Honderdjarige Oorlog vermindert de invloed van Cluny.  Wanneer de abten (abbés commendataires) door de koning worden aangesteld, is de oorspronkelijke inspiratie ervan verdwenen. Tijdens de godsdienstoorlogen wordt een gedeelte verwoest.

 

 

 

 

 

De Franse Revolutie

 

 

De ontbinding van de kloosterordes zorgt voor de verspreiding van de monniken in 1791. De abdij wordt gesloten. In 1798 worden de gebouwen verkocht als nationaal bezit. Daarna worden zij ontmanteld, evenals de grote kerk.

 

 

 

BRANCION

 

BrancionkasteelBrancionstadspoort

 

Brancion is de belangrijkste versterkte vesting van Zuid-Bourgogne. Het dorpje is beroemd omwille van zijn strategische ligging. Het was altijd een versterkt arendsnest boven op de berg. De beroemdste inwoner was Jocerand de Brancion, strijdmakker van de heilige Lodewijk, die sneuvelde tijdens de kruistochten in de slag bij Mansourah. Het dorpje blijft een goed voorbeeld van de militaire architectuur in de middeleeuwen.  Het kerkje bewaart fresco’s uit de 13de eeuw.

 

CHAPAIZE

 

ChapaizeromaansekerkChapaizeromaansekerk2Chapaizeromaansekerkbinnen

 

De bouwmeesters van dit kerkje uit het begin van de 11de  eeuw waren benedictijnermonniken. Het is een juweeltje op het vlak van de architectuur.

 

 

 

 

 

 

TOURNUS

 

TournusabdijkerkTournushoteldieumuséegreuzeTournusoudestad

 

 

Tournus is sfeervol gelegen op de rechteroever van de Saône. De kerk Saint-Philibert is de oudste kloosterkerk in vroeg-romaanse stijl. Ze werd gebouwd in het begin van de 11de  eeuw. Ze bezit gordelbogen op halfzuilen, die steunen op zware kolommen. De roze kleur van de steen doet niets af van de fraaie strengheid en soberheid van het geheel. Wanneer men het kerkschip betreedt, maken het licht en de luchtigheid van het inwendige een overweldigende indruk. Een ware symfonie van zuilen rijst omhoog en draagt samen met de muren en de sterke bogen het kolossale tongewelf. De combinatie van drie verschillende gewelfsystemen maakt een voor romaanse kerken ongekende hoogte mogelijk.

 

 

Dag 5

 

PONTIGNY

 

PontignyingangPontignyabdijPontignyabdijkerkbinnen

 

De cisterciënzerabdij van Pontigny was het tweede dochterklooster van de moederabdij Cîteaux. De abdij werd in 1114 gesticht. In de  middeleeuwen bood deze abdij onderdak aan drie aartsbisschoppen van Canterbury: Thomas Becket, Stephen Langton en Edmund Rich, die hier hun toevlucht zochten na problemen met de Engelse vorsten. Vanaf de Franse Revolutie tot aan het midden van de 19de eeuw waren de kloostergebouwen als steenopslagplaats in gebruik, maar de kerk kon als parochiekerk worden gered. Zij biedt aan de zijkant een fascinerend beeld: twee rijen sobere lancetvensters afgewisseld met forse en dichte steunberen en als enige frivole toets een rozet bovenin de dwarsbeuk. Het dak loopt in een rechte lijn, zodat het strakke lijnenspel nergens wordt verstoord. Door de open steunberen aan het koor is de buitenkant daar iets luchtiger. In het koor werden voor het eerst in Bourgondië kruisribgewelven aangebracht, die vanaf toen over geheel Europa door de cisterciënzerbouwmeesters werden verspreid.

 

 

CHAOURCE

 

ChaourcegrafleggingChaourcegraflegging2

 

Chaource is een mooi dorpje in de Aube, gelegen aan de bron van de rivier Armance op 30 km. van Troyes. In de kerk Saint-Jean Baptiste, die werd ingewijd in 1304 en in de loop van de eeuwen regelmatig werd aangepast, kan men een zestigtal prachtige gepolychromeerde sculpturen bewonderen, meestal van anonieme kunstenaars. Bijzonder mooi is de graflegging van de Maître de Chaource met zeer expressieve gelaatsuitdrukkingen en houdingen van de verschillende personages.

 

Chaourcekaas

 

De Chaource is een Franse kaas van het type witschimmelkaas, geproduceerd in de Champagne-Ardennen en de Bourgogne. De Chaource heeft sinds 1977 het AOC-keurmerk. De productie is dan ook strikt gereglementeerd. De kaas is afkomstig van vee uit de departementen Aube en Yonne. De Chaource wordt gemaakt op basis van rauwe melk. De Chaource wordt na een langzame stremming (12 uur)  in de kaasvormen gebracht, die onderaan waterdoorlatend zijn. Het weglopen van de wei is een langzaam proces, dat zelfs nog doorgaat wanneer de kaas al uit de vorm gehaald is. Van origine was de Chaource een verse kaas, die ‘demi-sec’ werd verkocht. Tegenwoordig prefereert men de gerijpte Chaource. Het rijpingsproces duurt vrij kort, maar minimaal 14 dagen. Rijping vindt plaats op roggestromatten, wat de kaas zijn wat gestreepte vlakke kanten geeft. De Chaource is een verse, lichte kaas. De kaasmassa is stevig, licht gezouten en de korst is geheel wit. Het is een wat zurige kaas. Dit karakter maakt dat binnenin de kaas het rijpingsproces zeer traag gaat. Het verhaal gaat dat de Chaource van origine een kloosterkaas was, afkomstig uit de cisterciënzerabdij van Pontigny, waarvan de monniken de kaasmakerij naar de boeren uitdroegen.

 

Irene Vander Cruyssen

Julienne Van Kemseke

Luc De Vos