Nacht van
de geschiedenis: kerk, pastorie, dreef en kasteel van Zwijnaarde
Dinsdag
18 maart 2008, 19h30, samenkomst in de kerk
Ingeleid door Harry Verwee,
gids van de stad Gent
Deelnameprijs:
4,5 EUR (3 EUR voor leden)
“Zwijnaarde, verstedelijkt woondorp,ten zuiden van Gent aan de Bovenschelde en de Ringvaart
(69) gelegen. Bezit kerk uit 1775. Verscheidene kasteelparken, bloementeelt,
beltmolen, (aanvankelijk olieslagmolen), bezit mooie wandelingen langs
afgesneden Scheldearmen.”
Deze luttele bewoordingen van Jozef van Overstraeten, destijds de onmiskenbare bezieler van de VTB
geven ons een vaag beeld van de gemeente. Hij kon waarschijnlijk ook niet
anders daar het aanbod van de Vlaamse gemeenten zo groot is, dat hij de
“ziel”en de eigenheid van elk dorp moeilijk apart kon behandelen. Dergelijke
heemkundige avonden geven ons echter een mooie kans om de bijzonderheden en de curiositeiten
van ons eigen volk te herontdekken en te beleven.
Wist U bijvoorbeeld dat bij de aanleg
van de Oudenaardse steenweg in de 18°eeuw, men het traject van een oude
Romeinse heirbaan volgde , en dat men de nog bestaande
arduinen dorpel van de herberg “de Klosse”gebruikte
als algemene waterpassing?
Dat er een Frans garnizoen in 1792
gekampeerd heeft in de Ardoyen, waar nu de faculteit
van de Toegepaste Wetenschappen huist? Ook een Hollandse generaal zou net voor
de onafhankelijkheid verbleven hebben in ’t kasteel Scheldelinde.
Wist U dat er rond 1944 82 gezinnen aan
landbouw deden, 34 bloemisten werkzaam waren, alsook een 7-tal groentetelers?
Dit was natuurlijk bedoeld met de grote afzet in het nabije Gent, en als men
een melkboer of groentekar tegenkwam, het er hoogstwaarschijnlijk één was van …
Zwijnaarde.
Nu wordt de melk nog slechts bij een
4-tal bedrijven opgehaald, verdwijnt de ene na de andere bloemist en de tijd
dat er andijvie in de gracht van ’t kasteel de Ghellinck gespoeld werd ligt reeds ver achter ons. Ook was
Zwijnaarde een dorp van metselaars, die meestal altijd dorst hadden en hun
fietsen soms tot op de straat stonden, na of tijdens hun werk!
Ja, de tijden en de mensen zijn
veranderd, het dorp is opgeslorpt in de Gentse periferie en is als het ware uiteengereten door de vele infrastructuurelementen: zoals de
E17, E40, N60 klaverblad en Ringvaart. Het groene karakter van weleer is
verdwenen door enorme bebouwing van woonwijken en bedrijven, behalve dan in het
westen (kasteelparken), en in ’t zuiden (Hondelé). Je ziet, de
gemeente evolueert goed mee!
Maar toch, het dorp van toen bezit nog
alle ingrediënten van een landelijke maatschappij: kerk, kasteel, dries en
molen, waar de mensen , elk naar zijn of haar rang en stand in een soort
harmonische beweging met elkaar leefden. Dat soort leven is voor ons nog
moeilijk te begrijpen. En toch zullen we ons al wandelend trachten in te leven
in hun leven. Hun leven was misschien hard, maar het was zeker minder
stresserend. Tijdens onze wandeling besteden we in het bijzonder aandacht aan
de kerk, de pastorie, de dreef en het kasteel.
De kerk van Zwijnaarde
De
kerk werd in 1775 opgetrokken volgens de plannen van L. de Villegas. Aanvankelijk stond
er een mooie blanke spits op de kerk. In 1918 werd de toren opgeblazen, om in
1920-22 te worden vervangen.
De
moeite waard zijn de biechtstoelen uit de zeventiende eeuw met heiligenfiguren en
de preekstoel uit het begin van de negentiende eeuw. Beide zijn prachtig
gebeeldhouwd en voorzien van meesterlijk uitgevoerd houtsnijwerk. De hardstenen doopvont dateert uit de achttiende eeuw.
De
Potter F. & Broeckaert J., Geschiedenis van
Zwijnaarde. In: Jaarboek III Heemkring Scheldeveld,
1972, p. 98-102
Het juiste tijdstip van
de bouw der eerste kerk te Zwijnaarde, evenals van die ener menigte dorpen, kan
bij gemis aan echte schriftstukken niet worden bepaald.
Een feit nochtans,
waaruit wij met zekerheid mogen opmaken dat er al vroeg een kerk of kapel te dezer plaats bestond, is de vermelding in de geschiedenis
dat Robrecht de Fries, korts na zijn komst tot de troon, tot boeting der
misdaad gepleegd op zijn jeugdige neef Aarnout III in de slag bij Cassel,
door het hof van Rome tot het bouwen en herstellen van een zeker getal kerken
in Vlaanderen, onder andere te Zwijnaarde (31) veroordeeld
werd (1072). Of deze toen reeds zo oud was dat zij een
volkomen herstelling behoefde, dan wel eerst in dat jaar nieuwe werd opgericht,
staat niet bekend; stellig is het althans dat graaf Robrecht met spoed aan de
hem opgelegde last gevolg gaf (32), en nog bij een akte van het hogervermelde jaar de Sint-Pietersabdij in het volle recht harer bezittingen, zonder
er een opsomming van te geven, bekrachtigde. Wat toelaten zou te vermoeden dat
Zwijnaarde reeds vóór het aangehaalde tijdstip een
kerkgebouw bezat, welk tot het getal der te herstellen tempels behoorde,
schijnt te blijken uit de omstandigheid dat vele der aangeduide kerken die de
graaf van vlaanderen geheel nieuw oprichtte, aan Sint-Pieter, de prins der Apostelen, werden toegewijd,
terwijl die van Zwijnaarde de H. Nikolaas voor
patroon heeft. Charters van de XIle eeuw betitelen ze
echter eenvoudig met de naam van kapel. De eerste maal dat wij ze aldus vermeld
vinden, is in een bulle van het jaar 1145, waarbij
paus Eugeen III de bezittingen der Sint-Pietersabdij,
onder andere de Capella de Zwynaerde, opnoemt en
bekrachtigt. In een gelijke oorkonde van paus Urbaan III,
van 1187, staat zij insgelijks onder de naam van kapel aangeschreven. Zij zal
dus eerst later de rang van parochiale kerk verkregen hebben.
Aanvankelijk
onder het bisdom van Doornik geplaatst, ging Zwijnaarde later, voor het geestelijke, tot het bisdom van Gent over, en nog in de
achttiende eeuw hing de parochie, heden onder de dekenij van Gent, van die van Deinze af.
De
prelaat van Sint-Pieters, die het patronaat bezat,
benoemde er de pastoor, en zond er, te rekenen van 1736, ingevolge
een overeenkomst met de bisschop van Gent, een van zijn monniken heen om dit
ambt uit te oefenen. Hij stelde er ook de koster aan, en haalde er het grootste
deel der tienden op. Vóór de aangehaalde overeenkomst bestonden de voordelen
van de pastoor, boven zijn aandeel in de opbrengst der tienden en het
toevallige, uit enige grondgoederen en uit de offerpenningen. De andere tiendeheffers waren de pastoor van de Sint-Nikolaaskerk
te Gent, de kerk van het dorp, en het Aalmoezenierschap van Sint-Pieters
(33) Het jaarlijkse loon van de koster, die zijn
woning met twee dagwand land van de abdij in leen hield, bestond uit zes pond
groten (34).
Ten
tijde van DE CASTILLON, in 't
begin der achttiende eeuw, telde men te Zwijnaarde 500 communicanten; op
Palmzondag ontvingen deze elk een teug wijn, waarvoor jaarlijks in de rekening
een som in uitgaaf gebracht. De hondenslager trok acht schellingen groten voor zijn dienst "van de honden uyt de kercke
te weren (35)".
De
tegenwoordige kerk, onder opzicht van bouwkunst weinig merkwaardig, dagtekent
van 1775, en bestaat uit drie beuken, met een gelijk getal altaren. De
zijaltaren staan onder de toewijding van de H. Anna en de H. Cornelius. In 1861 werd de kerk nog al veel vermeerderd en
met een spitse torennaald bekroond, waarop men het goed gedacht gehad heeft een
bliksemafleider te plaatsen. Inwendig is zij goed onderhouden, én zelfs met
enige kostbare voorwerpen versierd. Onder deze worden
vooral de vier eiken houten, met beeldwerk van de zeventiende eeuw beklede
biechtstoelen opgemerkt, welke vroeger aan een kloosterkerk schijnen toebehoord
te hebben, terwijl van de nieuwe preekstoel mag gezegd worden dat hij een der
schoonste is die men in onze dorpskerken aantreft, en menige stadskerk niet
ontsieren zou. Niet zo mogen wij spreken van de schilderijen; de enige
merkwaardige is die, bij het inkomen der kerk rechts aan de muur hangende, en
welke de Intrede van Jesus in Jerusalem
voorstelt; zij draagt het wapen der edele
familie Goethals, die ze waarschijnlijk aan de kerk
geschonken heeft. Het schilderij ‘Het Laatste Oordeel’,
die Joost Varre, een
goed befaamd Gents schilder van" de vijftiende eeuw, voor de kerk van
Zwijnaarde vervaardigde, en welke onder het getal taferelen van die kunstenaar
in zijn levensschets genoemd wordt (36), hebben wij hier niet meer
teruggevonden.
Eertijds
hingen er in de toren drie klokken, waarvan de oudste door een Gentenaar, met name Antoon Bette, ingevolge
een door DlERICX aangehaalde akte van 19 november
1411, gegoten werd.
De
enige klok die de toren thans nog bevat, draagt voor opschrift
:
ANDREAS LUDOVICUS VAN AERSCHOOT DEDICATA SUM SANCTO CORNELIO CUJUS NOMEN
ZERO ES ZWYNAERDE AC 5 7bris 1837, SUB PASTORE C. L. VAN ACKER,
VICE PASTOR G. A. PlENS, BURGEMAGISTRO F. DICK ET
EDITUORUM PRAESIDAE L. GOOSSENS, SUSCEPERUNT ME
PRAENOBILIS DOMINUS DE GHELLINCK ET PRAENOBILIS VIDUA SOENENS EQUITUS IN GRATA
QUOQUE SINT, MEMORIA D. COPPENS-KERVYN, E. SOENENS
CUM FAMILIA NEC NON JULIA DE POTTER.
Zij
weegt
De tegenwoordige
pastorij werd gebouwd in 1790.
Pastoors van Zwijnaarde |
|
Jakob Brugarsson |
1448 |
Jakob de Donckere |
1456 |
Thomas Blanckaert |
1526 |
Jan-Bapt. van den Brande |
1614 |
Jan de Raet |
1634 |
Antoon Serneels |
1635 |
Jakob de Muynck |
1643 |
Adriaan Poelman |
1665 |
Balthazar de Cnoop |
1670 |
… van Huffel |
1680 |
J.M. Damman |
1686 |
Olivier Raeckelboom |
1695 |
Willem De Schepper |
1705 |
Geeraard Sonneville |
1715 |
P.J. De Grave |
1719 |
D. Jan De Cauwer |
1736 |
Aug. Maes |
1759 |
Pieter Anno |
1786 |
Franz Wallez |
1814 |
Frans Boury |
1818 |
P.R. Velleman |
1827 |
P.L. Van Acker |
1836 |
J.B. de Backer |
1848 |
F.G. Van Houcke (a) |
1871 |
Petrus Felix Zeyp |
1874 |
Edmond Schuttyzer |
1904 |
Emiel De Bock |
1933 |
André Vanhabost |
1952 |
Gastond De Rycke |
1967 |
Jozef Ghyselen |
1972 |
Urbain Heyse |
1985 |
(31) Seu ita jussus a pontifice
Romano, ut expiaret nepotis sui caedem,
multa per Flandriam templa in honorem divi Petri, partim
à fundamentis erexit, partem barbarorum saevitia destructa restituit, ut Bruges, Hypraes, Hulsti, Bergae, Orscampi, Ostendae, Thileti, Harlebecae, apud Maldeghem, Zuinardae, ac pluribus locis. In vertaling: Zo werd ook bevolen door de paus van
Rome dat hij, ter uitboeting van de moord op zijn neef, in Vlaanderen veel
tempels ter ere van de heilige Petrus, ofwel volledig moest oprichten, ofwel
moest herstellen van de verwoestingen door de wreedheid van de barbaren
aangericht, zoals Brugge, Ieper, Hulst, Bergen, Oostkamp, Ostende, Tielt, Harelbeke, bij Maldegem, Zwijnaarde en nog meer andere plaatsen.
(MEYERUS, ad an.
1072).
(32) "Robrecht, ghezeit
de Vrieze, dede binnen den
eersten jare van zynder regnatie veel diversche kercken ende capellen
zom repareren ende zom gheheel nieuwe van den gronde
opmaken ter eeren ende weerdigheid van Mijnheere Sint-Pieters, die prince der
apostelen, eensdeels omme dieswille
dat hy up zynen dach tweewarf
victorieuselick tvelt
behouden hadde jeghens zyne vianden, ende
eensdeels ooc by der
ordonnantie van onzen heilighen vader den paeus van Roomen, al zo wel ter verzoeninghe van den versleghen Aernout
de Simpele, zynen neve, als
tot lavenis van zynder
ziele."
(DESPARS, Kronijk. I, 211).
(33) Over de belastingen die de tiendeheffers gehouden waren op te brengen, staat in het
Landboek der gemeente de volgende nota:
De tiende van de abdy ghelt tot "
xviij sch. gr.
De tiende van den pastoor ....... "1£ iij" iiij gr.
De tiende van de Almoesseny
van St.-Pieters." 1" viij
De tiende van den pastoor van St.-Niklaas." 1" vij
De tiende van de kercke
van Zwynaerde "
1" ij
Idem van twee andere tienden der abdy " 1" ij
In 1659 waren de tiende der abdij verpacht aan
(34) J. B. DE CASTILLON, Parochiae
Espic. Cand.
(35) Item betaeld aen Jan Lante over een jaer dienst van de
honden uyt de kercke te
weren viij
sch. gr.
(36) C.F.A. PIRON, Algemene
levensbeschrijving, blz. 444.
Het
kasteel van Zwijnaarde
De
Potter F. & Broeckaert J., Geschiedenis van
Zwijnaarde. In: Jaarboek III Heemkring Scheldeveld,
1972, p. 89-90.
Zwijnaarde was van 1344
tot
Het kasteel werd
verwoest tijdens de beeldenstorm
van 1578 en wederopgebouwd in de zeventiende eeuw
door Joachim Arseen Schayck,
abt van de Sint-Pietersabdij. In 1797 werd het door de Fransen openbaar
verkocht.
Sinds de negentiende
eeuw is het eigendom van de familie della Faille d' Huysse. Een
afstammeling uit deze adellijke familie, baron Etienne
della Faille d' Huysse (1892-1975), was gedurende 53 jaar burgemeester van
Zwijnaarde, van 1921 tot
Het verblijf te
Zwijnaarde, door zijn ligging in de nabijheid van Gent en aan de Schelde, reeds
zo bevoorrecht, wordt door verscheidene schone kastelen veraangenaamd. iHet voornaamste, niet alleen van dit dorp, maar van gans de
omtrek, is buiten kijf dat der heren Della faille, oudtijds het kasteel der abten van Sint-Pieters. De eerste maal dat er van het oud kasteel te
Zwijnaarde melding gemaakt wordt, is in het jaar 1345, wanneer Walter van Zwijnaarde het aan de abdij afstond. Het was,
zegt de geleerde Baron J. DE SAINT GENOIS een groot en oud gebouw, dat niet
weinig aan een verschansing geleek, een plaats om bij onlusten en oorlog gans
het vlak der Schelde te beheersen. Sedert het jaar 1420, vooraleer zij te Gent
zouden ingehuldigd worden, waren de graven van Vlaanderen gewoon, daags vóór
hun kroning, zich op te houden in dit verblijf, dat dan ook, deels om zijne
schone ligging en de gezonde lucht die men er ademde, deels om de kalme rust
der groene velden, waar ontallijk bont vee op
graasde, niet onwaardig was een vorst ter woning te verstrekken (12).
Niet alleen de abten
van Sint-Pieters verstrekte dit kasteel tot een
geliefkoosd verblijf, "alwaar de heeren van 't voorseyde clooster in den somer eens ter weke ofte te veerthien
daeghen hun eerlyck gaen vermaeken ofte recreëren
(13)" , ook ongelukkigen en groten vonden er een
herbergzame schuilplaats. Onder deze noemt men Kristiern
II en zijn vrouw, Isabella van Oostenrijk, zuster van
Karel V. Deze laatste was een der ongelukkigste
vorstinnen van haar tijd; ongelukkig in haar huwelijk met de koning van
Denemarken, die tot bijzit had de beruchte Deiwake Willems, eene Nederlandse vrouw,
welke zich met haar moeder te Bergen (Noorden) had nedergezet; ongelukkig op de
troon van drie rijken, en eindelijk nog veel ongelukkiger, toen zij, aan 't lot
van haar echtgenoot verbonden, die zij steeds als vrouw voorbeeldig getrouw
was, met hem in ballingschap moest omzwerven.
Door verdriet van allerlei aard gemarteld, en ziek zijnde, kwam zij, na te Aken
de baden te hebben genomen, op 6 december 1525 op het kasteel van de abt van Sint-Pieters, te Zwijnaarde, van haar man, drie kinderen en
enige getrouwe dienaars en volgelingen vergezeld. Zij overleed er op 19 januari
1526, nog geen 25 jaren oud, en werd in de kerk van het Sint-Pieters-klooster
te Gent ter aarde besteld (14).
Tijdens
de beroerten der zestiende eeuw viel het kasteel onder de verdelgende hamer der
beeldstormers; het rees eerst uit zijn puinen op onder het bestuur van de abt Arsenius
(zeventiende eeuw), en werd bij de inval der Fransen als domaniaal
goed aangeslagen en op 14 juli 1797 aan een zekere Hombeke,
oud-kloosterling der Dominikanen, te Brugge, voor de
som van
Het
Neerhof stond in 't omwald beluik
van het kasteel, en werd, onder andere, ten jare
1502, aan een zekere Pieter de Schuttere voor negen
jaren in pacht gegeven, mits betalende voor de drie eerste jaren "elcx jaers vier ende twintich ponden grooten vlaemscher munten";
voor de vier volgende jaren
De
bovendien er van afhangende lasten zijn al te belangrijk, en geven ons over het
beheer der goederen van het Sint-Pietersklooster al te eigenaardige, weinig
gekende bijzonderheden, dan dat wij ze hieronder niet in hun geheel zouden
mededelen (16).
(12) Baron]. DE SAINT GENOIS, Historische
verhalen, blz. 37. - DIERICX, Mémoires sur la ville de Gand, I, blz.
268-271, alwaar in de formuul der eedaflegging het
volgende betrekkelijk het oponthoud der vorsten te Zwijnaarde voorkomt: Primo, nocte praecedente suum jucundum adventum,
hospitatur in Zwynaerde in
domo abbatiali ibidem sita
et manet sequenti venit Gandavum, of in vertaling:
ten eerste, de nacht vóór zijn blijde intrede brengt hij door te Zwijnaarde in
het huis van de abt aldaar en de volgende morgen komt hij naar Gent. Dit
gebruik hield volgens DIERICX op in de zestiende eeuw.
(13) Den Spieghel van de eerw. heeren Prelaeten
van de wydt vermaerde ende exempte abdye
van St.-Pieters neffens Ghendt,
CLXXII.
(14) SANDERUS, Flandria
illustrata, blz. 393.
Onder de
personen die de koning van Denemarken in zijn ballingschap vergezelden, en de
dood der koningin op het kasteel te Zwijnaarde bijwoonden, telde men CORNELIS
DE SCHEPPER, een der grootste staatsmannen en geleerden van zijn tijd, geboren
te Nieuwpoort in 1502 en overleden te Antwerpen op 28
maart 1554. Een latijnse elegie, door hem op de dood
van Isabella geschreven. werd door de heer baron DE SAINT-GENOIS, in een uitvoerig artikel over De Schepper,
voorkomende in de Messager des sciences historiques (1856,
blz. 23) medegedeeld. Een Hs., de heer DE ST. GENOlS
toebehorende, vermeldt over de dood der koningin het volgende: "A Swynarde, maison de plaisance du prélat de Saint-Pierre,
hors la porte dicte Heuvelpoorte, lez-Gand, en une chambre vauchée
(voutée) sur la porte est:
"Le XIX de Janvier 1526 (n. st.) rendit son ame à Dieu, en ce lieu, dame Isabeau d' Autrice, royne de Danemarck, le roy
son mary présent."
(15) Zie de afbeelding bij SANDERUS.
(16) Zo stipt de voorwaarde aan, dat de pachter van 't Goed te Zwynaerde jaarlijks te betalen had "50 ellen lynwaets oft thien
ponden parisis daervooren, twaelef ellen dwalen ende twaelef ellen handlakenen of twaelef ponden parisis daervooren. Item twee vette verkenen of twaelef
ponden parisis daervooren;
item vyftich hasen of 50 scheIl. parisis daervooren; item een lam of achte
ende twintigh scheIl. par. daervooren; item zesse ende twintigh
steenen boter alzo myn heere by redelickheden
toebehoort; ende altyts,
als myn voorn. heere te Zwynaerde