Donderdag
22 maart om 20u
Nieuwe
Melac
Dorpsstraat
31
9052
Zwijnaarde
Toegang:
€ 5 voor leden, € 8 voor niet-leden
Jan
De Cock
over
‘Doodgelukkig
leven’
Geluk
heeft veel te maken met
In
ziekenhuizen zet hij zich in voor mensen die geconfronteerd worden met ziekte en
dood, in gevangenissen voor mensen die opgesloten zitten. “Ik tracht altijd op
zoek te gaan naar het mooiste in een mens,” schrijft Jan De Cock (48) in zijn
recentste boek ‘Doodgelukkig leven’. De aanleiding voor een gesprek over geluk,
geloof, zingeving en zoveel meer.
Jan De Cock startte zijn loopbaan
als leerkracht lager onderwijs. We schrijven anno 1985, lang voor de militaire
dienstplicht in België werd afgeschaft. De klassieke legerdienst zag Jan De
Cock niet zitten, een engagement als gewetensbezwaarde wel. “Ik koos voor een
project in Chili. In 1987 kwam ik er aan, ik bleef er tot 1990. Generaal Pinochet was toen nog aan de macht. De dictatuur woog zwaar
op het land. Het was mijn eerste ‘ervaring’ met armoede en onderdrukking. Dat
heeft mijn leven op zijn kop gezet.”
Na
je verblijf in Chili verhuisde je voor een jaar naar Zwitserland, wat dreef je
naar dat land?
Jan
De Cock: “Ik
had in Chili van de bevrijdingstheologie geproefd en wilde me daarin verder
vormen. Daarom ging ik in het Zwitserse Fribourg
sociale theologie studeren. Maar mijn navelstreng met Latijns-Amerika
was doorgeknipt, een jaar later verhuisde ik naar Brazilië om mijn studies
voort te zetten. Ik volgde er een kruising tussen sociologie en theologie en
kon me verder verdiepen in de bevrijdingstheologie. Dat voelde helemaal oké.”
Tijdens je tweede verblijf in 1994 in Chili
verlegde je werkterrein zich naar de gevangenissen, hoe komt dat?
“Het project waaraan ik meewerkte, richtte
zich tot straatkinderen die lijm snuiven. Veel van die kinderen belandden in de
gevangenis, waardoor ik er ook veel kwam. Het was een project van drie jaar. De
laatste twee jaar werkte ik voltijds in de gevangenis. Het veelvuldig contact
met gevangenen bracht me bij de vraag hoe ik op mijn bescheiden manier kon
helpen om de vooroordelen van de mensen aan de andere kant van de muur te
ontkrachten. Ik vond dat ik aan geloofwaardigheid kon winnen door me vrijwillig
te laten opsluiten en mee met de gevangenen de nacht door te brengen. In Chili
kreeg ik daarvoor de toestemming (nog) niet. Bij mijn terugkeer naar België
ging ik als vrijwilliger werken in Leuven-Centraal.
Ook daar werd ik gesterkt in mijn overtuiging dat er in elke mens iets goeds
zit en dat dit een enorm belangrijk uitgangspunt is om met mensen op weg te
gaan. Om mijn boodschap kracht bij te zetten, verbleef ik in 2001-2002 in meer
dan 65 gevangenissen over de hele wereld, in 39 ervan bracht ik één of meerdere
nacht(en) door. Mijn indrukken schreef ik neer in ‘Hotel Prison’.
In 2005 volgde een verblijf van een maand in een Congolese gevangenis. Die
ervaring pende ik neer in “De kelders van Congo”.
Hoe
rolde je in de job van ziekenhuispastor?
“Na de publicatie van ‘Hotel Prison’ werd ik uitgenodigd
om mee te werken aan een medisch project in Papoea-Nieuw-Guinea voor zieke
gevangenen. Ook in de Chileense krottenwijken was ik dikwijls in contact
gekomen met mensen die ziek of stervend waren. Ik vroeg me af of ik mijn
vorming in de bevrijdingstheologie kon vertalen in een engagement voor zieke
medemensen en solliciteerde zo’n negental jaar geleden
voor de functie van ziekenhuispastor. Mijn eerste ‘standplaats’ was de
Antwerpse Eeuwfeestkliniek (nu AZ Monica Antwerpen,
red.), sinds 2009 werk ik in het pastoraal team van het UZA in Edegem. Ik werk deeltijds zodat ik mijn job
kan combineren met mijn vrijwilligerswerk voor gevangenen, want dat wil ik niet
laten schieten.”
Ziekenhuizen en gevangenissen, zijn dat
geen totaal verschillende werelden?
De mensen die er verblijven hebben
meer met elkaar gemeen dan je zou vermoeden. Gevangenen zijn gekluisterd aan
hun cel, ziekenhuisbewoners aan hun ziekenbed. Vanuit hun precaire situatie
stellen beide groepen zingevingsvragen. In het
evangelie roept Jezus zijn leerlingen op om de kaart te trekken van de
zieken en
gevangenen. Ik ben een geluksvogel dat ik én bij
gevangenen én bij zieken op de thee of koffie mag. Ik
wil daar niet zeemzoeterig over doen, maar ik kan gerust stellen dat zij
verantwoordelijk zijn voor een groot deel van mijn geluk. Het is voor mij al
lang geen boutade meer dat gevangenen en zieken ons evangeliseren. Mijn leven
zal te kort zijn om alle dankbaarheid die ik daarvoor voel, ooit terug te
geven.”
Het grote woord is gevallen: geluk.
Wat
houdt dit voor jou in?
“Mijn ouders hadden een
boekenwinkel. Ze waren geëngageerd, de deur stond altijd open, ook voor
vluchtelingen, mensen met een handicap en mensen die ziek waren. Mijn vier
zussen en ik zagen dat het geluk van onze ouders veel te maken had met hun
betrokkenheid tot mensen. Of om het met de woorden van een Chinese professor te
zeggen: ‘Happiness is the other’,
vrij vertaald: ‘Geluk is de andere’. Ik ben er net als hem van overtuigd dat
het diepste geluk het geluk is dat betrekking heeft op anderen. Ik denk ook nog
vaak terug aan de definitie van geluk die een Amerikaanse gevangene me ooit
gaf: om gelukkig te leven, moet je drie s’en een plaats geven: ‘simple’ (simpel), ‘spiritual’ (spiritueel) en ‘social’ (sociaal). Door dat soort levenswijsheid laat ik me
graag leiden.”
Je
proeft bijna dagelijks de smaak van onmacht en onzin van lijden. Hoe slaag je
erin om die smaak niet te laten overheersen in je leven?
“Ik werk in een team, ik kan mijn
gevoelens van onmacht dus delen met mijn collega’s. Ik heb door de jaren heen
ook technieken geleerd om met onmacht om te gaan. Maar het belangrijkste is
wellicht dat ik zowel in de gevangeniscellen als tussen de baxters en bedpannen
telkens opnieuw vaststel dat het lijden nooit het laatste woord heeft. Ik wil
het verdriet, de onmacht en de radeloosheid die er opgestapeld liggen, zeker
niet minimaliseren, maar wil ook de aandacht vestigen op wat er meestal
tegelijk aanwezig is: zoveel solidariteit, zoveel liefde, zoveel zorg... Zoveel
moois, zoveel vriendschap, zoveel dankbaarheid... En dan heb ik het zeker niet
alleen over wat familieleden en vrienden voor elkaar kunnen betekenen en aan elkaar
tonen, maar ook over wat alle vrijwilligers en ziekenhuismedewerkers doen. Ik
heb een ontroerende bewondering voor hun zorgzame woorden en handelingen.”
In ‘Doodgelukkig leven’ beschrijf je het
gesprek met je vriend Chris waarin je hem aanmoedigt om elke avond drie
‘koningspuntjes’ op te schrijven. Houd je dat ritueel zelf nog altijd in ere?
“Ja hoor, elke avond opnieuw. Toen
ik in 1987 naar Chili vertrok, voelde ik me een echte wereldverbeteraar. Ik
dacht dat ik die Pinochet wel van zijn troon zou
kunnen stoten. Na enkele maanden drong de werkelijkheid in al haar rauwheid tot
me door. Vrienden verdwenen of werden in de gevangenis gefolterd. Zelf moest ik
ook even onderduiken. Mijn dagen stonden bol van de ellende en troosteloosheid.
In juli van dat jaar kreeg ik vanuit België bovendien het bericht dat twee van
mijn vier zussen betrokken waren bij een zwaar auto-ongeval. Ik zag plots
alleen nog donkerte en negativiteit. Voor mij was dat
een existentiële crisis: waar was die God? ‘Als hij er is, dat hij me dan op
zijn minst één teken van licht geeft’, dacht ik bij mezelf. Na veel tranen en
uren woelen zag ik die nacht iets waar ik overdag argeloos aan voorbij was
gegaan: in een krotwoning had ik op een gammele tafel een leeg conservenblik zien staan met daarin… bloemen. De vrouw die er woonde, had
geen rotte cent, maar wel de moed en inspiratie om haar huis op te fleuren. Dat
die vrouw nog iets van schoonheid kon creëren in een realiteit die alleen maar
donker en afschuwelijk was, vond ik zo hoopvol dat ik uit bed sprong en op een
vel toiletpapier noteerde: ‘Erwtenblik met bloemen van María’.
Sindsdien kruip ik nooit meer onder de wol zonder minstens drie positieve
dingen op te schrijven. Drie kleine dingen die me iets over licht vertellen.”
Vind je er altijd drie?
“De eerste dagen en weken was mijn dag als een citroen die ik helemaal moest uitpersen
om iets moois te vinden. Gaandeweg stelde ik vast dat ik doorheen de dag veel
gevoeliger begon te worden voor lichtgevende details, zoals een buschauffeur
die even glimlacht of iemand die een zakdoek opraapt voor een ander. Intussen
heb ik schriftjes vol geschreven. Sommige avonden zijn het geen drie puntjes maar
is het een hele waslijst.
En wat als je een baaldag hebt?
“Dan neem ik zo’n
schriftje vast en begin erin te lezen. Na amper één bladzijde weet ik alweer
wat een geluksvogel ik toch ben.”
Tussen neonatale en palliatieve zorgen flaneert Jan
De Cock als patiëntenbegeleider en
pastoraal medewerker. In zijn boek ‘Doodgelukkig leven’ neemt hij je mee door
het ziekenhuis, van bed naar bed. Appelflauwtes, hartinfarcten, vroeggeboortes
en fulminante kankers... Voor alles is er een verhaal. Zijn ontroerende en toch
ook vaak grappige verhalen brengen steun, troost en bemoediging voor iedereen
die met zieke of stervende mensen in aanraking komt.
Doodgelukkig leven. Hoopvolle
verhalen uit het ziekenhuis
Jan De Cock Lannoo, Tielt, 2012, 245 blz., € 17,99
Tekst gebaseerd op artikel in Maczima mei 2013 van Ziekenzorg CM